vrijdag 18 juni 2010

Jihaditerrorisme is geen moslimterrorisme

In haar doctoraatsonderzoek weerlegt Teun Van de Voorde (UGent) dat het jihaditerrorisme een nieuwe vorm van terrorisme is die een existentiële bedreiging vormt voor het Westen. In het onderzoek analyseert ze de mondiale golf van terrorisme, met als casestudie de opkomst en het verval van het jihaditerrorisme. Volgens de onderzoekster is het jihaditerrorisme, dat vaak verkeerdelijk wordt aangeduid als moslimterrorisme, niet meer dan een hedendaagse variante van een specifieke vorm van terrorisme, namelijk revolutionair terrorisme. Net zoals eerdere uitingen van deze soort, vertoont ook het jihaditerrorisme een golfbeweging. Het ontstaat in specifieke omstandigheden, consolideert gedurende een korte tijd en takelt vervolgens onherroepelijk af. De redenen voor dat verval zijn dezelfde als vroeger: ook het jihaditerrorisme is een zelfvernietigende strategie, waarbij een handvol ineffectieve en vaak mislukte acties maatschappelijke tegenkrachten opwekt en beleidsreacties uitlokt waartegen het niet bestand is. Het onderzoek weerlegt dan ook het uitgangspunt dat het zou gaan om een nieuw terrorisme, dat een nooit eerder geziene, existentiële bedreiging zou betekenen voor het Westen.

Het proefschrift van Teun Van de Voorde analyseert in detail de opeenvolgende levensfasen van het jihaditerrorisme. De opkomst van de mondiale golf van jihaditerrorisme situeert zich tussen 1992 en 2001. Na de aanslagen van 11 september bestendigt de campagne zich kortstondig, maar vanaf 2003-2004 begint de terreurgolf ernstige tekenen van verval te vertonen. De onderzoeksresultaten zijn opmerkelijk in het licht van de heersende percepties. Zo maakt Osama Bin Laden zijn rol als terroristenleider in strategisch opzicht het meest waar vanaf halfweg jaren ’90 – op een moment dat hij hoogstens bekend is als slechts één van de zovele terroristenleiders. Tot eind jaren ’90 is hij bijzonder succesvol in het voeren van de mondiale jihad die hij voor ogen heeft. In de nasleep van de Afghaanse erfenis van de jaren tachtig, en terend op de diaspora van Afghaanse strijders, weet hij zich met Al Qaeda tegen eind jaren ’90 op te werken tot voorhoede van het islamitische verzet. Met een beperkt aantal aanslagen, zoals in Oost-Afrika in 1998 en uiteraard de aanslagen van 9/11 zet hij Al Qaeda stevig op de kaart. Vanaf dat moment kent de hele wereld de Al Qaeda standaard van grootschalige, simultane, secuur voorbereide martelaarsmissies.

Maar al kort na 11 september keert, opnieuw in tegenstrijd met de heersende perceptie, het tij: met Operation Enduring Freedom verliest Al Qaeda zijn unieke, organisatorische basis wanneer een coalitiemacht onder leiding van de Verenigde Staten in oktober 2001 Afghanistan binnenvalt. Al Qaeda kan nog enige tijd kapitaliseren op de politiek van coöptatie die het sinds eind jaren ’90 hanteerde en op de inspirerende invloed die van de aanslagen van 11 september uitging. Vooral na de Irakinvasie (maart 2003) en bezetting (mei 2003) boeten Al Qaeda standaard en doctrine stelselmatig aan belang in. Nu het de versnipperde en gedecentraliseerde mondiale jihadibeweging ontbreekt aan duidelijke strategische richtlijnen en effectieve financiële en logistieke steun, zetten lokale terroristenleiders en jihadi’s naar eigen goeddunken de campagne verder.

Dat het ideaal van een mondiale jihad toch nog beklijft, bewijzen aanslagen als die Madrid (maart 2004) en Londen (juli 2005). Deze vertonen enkele van de elementen van de karakteristieke Al Qaeda standaard, maar kunnen verder niet verhullen in hoeverre de campagne gedegradeerd is. Met dit homegrown terrorisme komt de terrorismedynamiek nagenoeg helemaal van onderuit. Al Qaeda is zijn leiderschap over de mondiale jihadibeweging aan het verliezen. Tactisch en strategisch gesproken is van effectieve sturing zo goed als geen sprake meer. Doctrinair gezien zet de versnippering en ideologische disputen binnen de jihadibeweging zich door. Maatschappelijk gezien kalft de geloofwaardigheid en legitimiteit van het jihaditerrorisme af met elke aanslag. De slachtoffers zijn immers steeds weer hoofdzakelijk moslims, wat vaak over het hoofd wordt gezien in de westerse berichtgeving.

Teun Van de Voorde verdiepte zich in terrorismestudies en stelde daarbij vast dat de kennis na vier decennia van onderzoek ondermaats is en dat misverstanden, een gebrek aan cumulatieve kennisopbouw en vertekeningen het kennisveld kenmerken. Bovendien is er sprake van een ernstige scheeftrekking: het beschrijvend onderzoek domineert op het meer fundamentele en noodzakelijke grondwerk naar conceptuele, methodologische en theoretische kwesties. Vanuit die vaststellingen werd geopteerd voor een grondige casestudie van de mondiale golf van jihaditerrorisme, die misschien niet de meest baanbrekende, dan toch betrouwbare resultaten moest opleveren. Ze verdedigde haar doctoraal proefschrift met als titel: ‘Contextanalyse van een mondiale golf van terrorisme. Casestudie: opkomst en verval van het jihaditerrorisme’ op 17 juni 2010. Promotor was prof. Rik Coolsaet, voorzitter van de Vakgroep Politieke Wetenschappen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.